De oprichting
Kapelaan Starrenburg loopt warm voor een sportvereniging op katholieke grondslag. Hij voelt zelf eigenlijk niets voor voetbal, heeft nooit een bal aangeraakt, nooit kunnen begrijpen hoe duizenden hun vermaak vinden door naar dat spelletje te kijken. Hij moet echter, onder gezag van het kerkbestuur, de bezwaren tegen neutraal voetbal omzetten in voordelen voor de katholieke levensopvatting. De kapelaan brengt het voetbal in katholiek verband. Meerdere mensen steunen hem in zijn pioniersarbeid. Castricum loopt er – zij het langzaam – warm voor. Het loopt tegen 11 mei 1922.
Op 11 mei 1922 is het zover. Op initiatief van kapelaan Starrenburg komt in een rokerig zaaltje een groepje mannen bijeen. Zij menen het goed met de jongeren. Om lege. saaie zondagmiddagen te vullen, besluiten zij de patronaatsjeugd in hemelsnaam te laten voetballen. Voetbal geldt, ook in die tijd. als toverwoord. Het is dé formule om energie door middel van sportieve strijd een uitlaatklep te bezorgen. De jeugd heeft er zin in. het voetballen krijgt vaste vorm. De opgeschoten knapen gaan in het jongenspatronaat voetballen. Eerst op het weiland van Jac. Schuit, dat nu de Brink is. Tegen de duinrand, dicht bij de Papenberg. worden goalpalen aangesleept en gaten gedicht.
Later gaan ze ten zuiden van het huidige Vitesse-ter-rein op in het weergaloos fascinerende spel dat voetbal heet. Op een gewoon stuk weiland met greppels en slootjes. Een kleedkamer is er niet. Alleen op het land van Schuit staat een schuurtje. Het doet in de winter dienst als beschutting voor jong vee. Dit ‘kleedlokaal’ is verre van proper.
De R.K.-vereniging kwam er dus. Naast kapelaan J.J.A. Starrenburg als geestelijk adviseur is ‘meester’ Koot de eerste Vitesse-voorzitter, G. de Nijs Mzn. secretaris en Fr. Tromp penningmeester. P. Bakker fungeert als tweede secretaris, terwijl B. A. Res. G. Essing. W. Groot en Fr. Schut het bestuur als leden completeren. De oprichters van het eerste uur W. Groot. P. Bakker. Fr. Schut en kapelaan Starrenburg bereiken hun doel. Zonder een cent in kas worden plannen gesmeed voor een terrein aan de Oudeweg.
Het speelklaar maken van de grond vormt een groot karwei. Onder meer moet twaalfhonderd kubieke meter zand worden verplaatst. Op een vastgestelde tijd komen veertig jongens bijeen, met en zonder gereedschap. Vrijwilligers die in eendracht de zware klus willen klaren. Schoppen en kruiwagens worden bijge-leend. Vervolgens wordt gras ingezaaid. Als het gras nog maar net is opgekomen, spelen de eerste competitiewedstrijden zich al af. De aanleg van het veld vergt de som van circa 180 sigaretten.
In de begintijd trekken de spelers hun voetbaltenue thuis al aan. Na afloop van de wedstrijd gaat het ook thuis weer uit. waarna wassen en omkleden volgen. Het is de tijd waarin een hoop moet gebeuren met weinig geld. Voor het vele werk mogen namen genoemd worden als die van Willem Groot en Willem Res. Zij zijn onder meer degenen die zich volop inspannen om het sportveld speelklaar te maken.
Vanaf de onderste trede
Vitesse begint op de laagste tree van de voetballadder. In de 3e klasse A van de Diocesane Haarlemse Voetbal Bond. een hondje in de kinderschoenen, onderafdeling van de IVCB. Het eerste jaar brengt direct succes. Vitesse legt beslag op de titel en promoveert naar de 2e klasse DHVB. De financiën baren echter zorgen, de inkomsten zijn zeer laag. De totale recette aan entreegelden uit de eerste competitiewedstrijd bedroeg bijvoorbeeld zestig cent!
De rivaliteit tussen CSV en Vitesse is daarentegen groot. Een van de eerste onderlinge ontmoetingen eindigt in 2-2. Zeer onbevredigend voor de zich superieur voelende CSV-ers. Zij zinnen op wraak in de return aan de Zeeweg. Maar Vitesse komt daar geladen in het veld en keert met een 0-8 overwinning huiswaarts. Enkele jaren met wisselend succes volgen. Toch laat promotie naar de Ie klas niet lang op zich wachten. Een paar jaar later volgt, dankzij een zege op Volendam 2. promotie naar de IVCB.
In de jaren *30 gebeurt weinig enerverends. Vitesse is de ploeg van de middenmoot. Zij komt in het veld tegen clubs als Geel-Wit (Haarlem). Theijlingen (S;issenheim). DOSR (Roelofarendsveen). Zwaluwen en GVO (Krommenie). De Castricumse club sukkelt haar moeilijkste jaren in. Armoede in het dorp. armoede in de club. vermindering van het spelpeil.
De economische crisis drukt in deze tijd haar stempel op het verenigingsleven. Werkloosheid overheerst. Spelers kunnen de contributie niet voldoen, publiek is veelal niet in staat om entreegeld te betalen. Ondanks de uiterste zuinigheid raakt de kas geheel leeg. Altijd aanwezige dorpelingen, trouwe aanhangers, weten Vitesse als de nood het hoogst is met flinke financiële steun voor de ondergang te behoeden. De club weet zich te handhaven. Zonder die gulle gevers zou zij zeker ter ziele zijn gegaan. Het zijn, tot aan de tweede wereldoorlog, lange jaren van geldelijke nood en zweven aan de rand van de afgrond.
Uitgelicht bericht
Overzicht Puikman